Omdat hij gezond is, ‘riep pater Terrier uit.
‘Omdat hij gezond is ruik je hem niet. Alleen zieke kinderen stinken, dat is
toch bekend. Het is bekend dat een kind dat de pokken heeft naar paardenmest
ruikt en een kind met roodvonk naar oude appels en dat een kind dat aan de
tering lijdt naar uien ruikt. Hij is gezond, dat is het enige wat hem scheelt.
Wil je dan dat hij stinkt? Stinken je eigen kinderen?’ ‘Nee, ’zei de min. ‘Mijn
kinderen ruiken zoals mensenkinderen horen te ruiken.’
Maar wees zo goed en zeg me, hoe ruikt een
zuigeling eigenlijk die ruikt zoals jij vindt dat hij moet ruiken? Nou? ‘Die
ruikt lekker,’ zei de min. ‘Wat is “lekker”? brulde Terrier tegen haar. ‘Er
ruikt zo veel lekker. Een bosje lavendel ruikt lekker. Soepvlees ruikt lekker.
De tuinen van Arabië ruiken lekker. Ik wil weten hoe een zuigeling ruikt’.
(Het Parfum -
Patrick Süskind)
Ik zeg, als de
situatie zich voordoet waarin het gepast is en soms ook wanneer het dat niet
is, ‘iedere gek heeft recht op zijn gebrek’. En meer dan één is ook echt het einde
van de wereld niet. Ik ruik overal aan, ik draai de dop van ieder
wasmiddel, schoonmaakmiddel en wasverzachter. En ja, ik draai de dop er ook
netjes op. Hetzelfde doe ik bij make-up artikelen en sta ik nog vaker en letterlijk met mijn neus
in een boek. Geuren doen bij mij vaak herinneringen oproepen, zo kan ik uit het niks denken dat ‘zo’ de bank van mijn opa en oma, of dat het ‘zo’ rook
op een fijne plek op vakantie, of dat een fijn iemand ‘zo’ rook. Ik ruik niet
naar paardenmest, oude appels heb ik ook nog niet kunnen ontdekken en nee, uien
zijn het ook niet. Waar ik wel naar ruik? Ja, dat is moeilijk te
definiëren, maar het woord dat de lading
toch het beste dekt is ‘chemisch’. Dat is voor anderen erg onaangenaam lijkt
me, ook ikzelf vind het ronduit vervelend, want ik ervaar die chemische lucht
constant. Hetgeen die ervaring zo naar maakt is dat geur en smaak elkaar zo
beïnvloeden, ik kan echt enorme trek hebben in dingen en als ik ze dan voor
mijn neus heb weet ik niet hoe snel ik ze weer weg moet zetten. Het lijkt geen
groot gemis, maar vissticks (die ik met appelmoes voor deze tijd echt
schandalig lekker vond) hoef ik de rest van mijn leven niet meer. Hetzelfde
geldt voor cup-a-soup, zelfs niet voor of na 16:00 uur.
Dan mijn
figuurlijke neus, sinds ik kan lezen verslind ik boeken. Of misschien deed ik
het al voor ik kon lezen, maar dat had waarschijnlijk meer te maken met mijn
motorische ontwikkeling. Ik zit graag en vaak met mijn neus in een boek, ik
lees overal en het gaat zelfs zo ver dat ik niet naar het toilet kan zonder
iets om te lezen. Dit valt waarschijnlijk in de categorie ‘overbodige
informatie’, maar zo nu en dan, ben ik sinds ik ziek ben de schaamte voorbij.
Wat ik me vaak afvraag is hoe je een boek schrijft, of een schrijver gewoon
ergens begint of dat het toch afhangt van het genre dat je kiest. Kijk, neem
nou een van mijn favoriete boeken ‘Het parfum’, de ondertitel van het boek
luidt ‘de geschiedenis van een moordenaar’. Het is toch een bijzondere wijze
van associatief denken dat je iemand zijn uitzonderlijke reukvermogen en talent
voor het maken van alles bedwelmende en tot waanzin drijvende parfum laat
uitlopen tot lugubere moorden en een soort massale orgie. Zo kan ik me ook
moeilijk voorstellen dat Tolkin voor hij begon te schrijven precies
wist waar die dappere dodo Frodo met die gouden ring allemaal heen zou gaan en
wie hij zou tegenkomen. Ik stel me Tolkin voor als een man met een meer dan
rijke fantasie, wat hij schaamteloos de vrije loop liet gaan. Toen de ene absurditeit
de andere in rap tempo opvolgde werd hij misschien zelf wel een beetje koekwous
van zijn eigen eindeloze fantasie, dat hij dacht ‘ach die pratende boom kan er
ook nog wel bij’. Dat is het leuke aan fictie, je kunt veel meer leuke
uitstapjes maken, gewoon omdat het niet hoeft te kloppen, het is geen vereiste,
sterker nog het is compleet overbodig. Dat maakt het wel zo leuk.
Kanker hebben
er ervoor behandeld worden is geen leuk verhaal, het is ontzettend fijn dat de
wetenschap zo ver is dat ik in ieder geval kan worden geholpen, maar het blijft
natuurlijk een poepverhaal. Met een enorme omweg kom ik dus tot het volgende,
ik kan wel proberen iedere keer een leuk verhaal te schrijven, maar het is
gewoon zo af en toe, of eigenlijk best vaak helemaal niet leuk. Vaak genoeg
voel ik me slecht, verdrietig, boos, teleurgesteld en kan ik verdrinken in
onmacht. Vaak zat kan alles te lang duren en lijkt een kankervrij verder leven
echt mijlenver weg. Waar het op neer komt, ik zou graag prachtige verhalen
schrijven die een glimlach op gezichten doet verschijnen, voor nu is het alleen
even wat het is. En ik doe mijn best te accepteren dat ik het er voor nu mee
moet doen. Neemt niet weg dat ik er alle vertrouwen in heb dat ik op een
gegeven moment een fantasieloos, maar enorm goed einde aan dit verhaal kan
breien. En als dat gebeurt blijf ik lekker de hele dag aan dat verlossende
papiertje ruiken.
‘Geluk is een
richting’ (Loesje).