maandag 7 januari 2013

Emmertje


Het is een nieuw jaar, nieuwe ronden, nieuwe kansen. Of tenminste, dat is waarom menigeen goede voornemens maakt. Voornemens die we dit jaar dan echt, nee maar echt, echt, dit jaar echt, ja echt gaan realiseren. Ik wens iedereen die voornemens heeft gemaakt natuurlijk heel veel succes en ik hoop oprecht dat we vooral allemaal doen wat we willen doen. Bij de mensen zijn bij wie we willen zijn en onze liefde laten blijken voor de mensen die we liefhebben. Ook ik ben op de eerste dag van het nieuwe jaar gezwicht voor het fenomeen ‘voornemens’ en het zijn niet enkel ‘goede’ en ze hoeven ook niet allemaal dit jaar gerealiseerd te worden. De definitie van voornemen is namelijk dat wat je met jezelf afspreekt te gaan doen. En ik heb met mezelf ook een heleboel dingen afgesproken die ik niet, minder, of niet meer ga doen. Paradoxaal genoeg heb ik namelijk een bucket list gemaakt, ja een bucket is een emmer, goed bij deze: ik heb een emmerlijst gemaakt. Niet om te emmeren, nee juist om te doen. Het voordeel van mijn emmerlijst is dat ik inmiddels al zoveel dingen erop heb gezet en ik niet de verplichting naar mijzelf toe heb om ze allemaal dit jaar te realiseren. Dat vind ik fijn, want  soms wil ik helemaal niks. He-le-maal nihiksss. Desondanks doe ik altijd iets. Vaak lig ik ’s avonds in bed en bedenk ik wel dat ik mezelf de volgende dag rust gun en toch houd ik me er nooit aan. Hoewel ik niet bij de pakken neer wil gaan zitten, dat past niet bij me, heb ik de laatste tijd meer behoefte aan rust. Rust in mijn hoofd voornamelijk, hoewel ik vaak zelf de drukte creëer. Zoveel gedachten, zoveel zelf verzonnen verplichtingen, zoveel dingen die ik mensen wil antwoorden en dan ontstaat er een soort onaangename ruis in mijn hoofd. Pieeeeeeeeeeeeeeeeeeep.

Er is één ding per dag wat ik wel elke doordeweekse dag moet doen: naar het LUMC voor bestraling. Ik heb mijn eigen barcode en wanneer ik binnenkom haal ik mijn persoonlijke productnummer onder het scanapparaat door en mag ik doorlopen naar de kassa. Bliep. Nee helaas, niet in de bonus. Wel een snel kassa elke dag, want ik doe er veel langer over om bij het LUMC te komen dan dat ik er ben. Het is slechts een kwestie van mijn bovenkleding uitdoen, door de gang naar de bestralingsruimte lopen. Liggen – kletspraatje – tape en knijper op mijn neus – snorkel in mijn mond – armen omhoog – knopje in mijn hand. Soms wordt nog even met watervaste zwarte stift mijn te bestralen gebieden bijgetekend, stiekem kietelt dat best fijn en dan gaan de radiologen de ruimte uit. Via de intercom wordt er dan gevraagd of ik er klaar voor ben, ik ben er altijd meteen klaar voor en mag ik de knop indrukken. En dan gebeurt er eigenlijk niks spannends, ik haal dan nog tweemaal normaal adem, eenmaal diep en dan houd ik voor 35 seconden driemaal mijn adem in. Dat laatste is om een zo simpele reden dat het briljant is. Gezien het feit dat je hart dicht bij je borst ligt en andersom is het weleens voorgekomen dat vrouwen jaren later problemen met het hart kregen omdat een klein gedeelte ervan mee bestraald was jaren ervoor. Een aantal knappe koppen is daarom op het lumineuze idee gekomen dat de longen het hart kunnen beschermen, longen zijn nu eenmaal wat taaier, tegen bestraling wanneer je diep inademt. Dat doe ik dan ook braaf, ik heb zelfs geoefend. Nog niet zo lang geleden zag ik bij de prachtige ‘earth’-serie van de BBC een man die zo aangepast was aan zijn habitat dat hij zo’n zeven minuten onder water kon blijven om vissen te vangen en in tegenstelling tot de vissen over de bodem kon lopen. Prachtig, hij zeven minuten, ik drie keer 35 seconden, moet lukken en het lukt. Inmiddels ben ik ruim over de helft van mijn bestralingen, dat is een opluchting. Hoewel de bestraling op het moment zelf geen zeer doet, geeft het vervolgens wel weefselpijn, alsof er binnenin een rolletje prikkeldraad heen en weer beweegt. Mijn ribben en rug voelen bont en blauw en ik ben een beetje heel moehoe, maar vergeleken bij chemotherapie is dit erg goed uit te zingen. Vrees niet, ik ga niet zingen, ik kan niet zingen, oké ik zing weleens en het is vals, maar ik geniet er zelf zo van.

En door het zingen kom ik weer terug op mijn emmerlijst. Genieten is belangrijk, het klinkt als een cliché, je hoort het vaker dat wanneer mensen geconfronteerd worden met een ernstige ziekte ze opeens de dingen helderder zien. Helderder is overigens een woord met de letters r op een gunstige plek voor de Leienaren, rolt lekker. Ook ik maak me even schuldig aan het cliché, ik begin steeds meer in te zien dat je gelukkig voelen een keuze is. Een gevoel van geluk hoeft geen dag te duren en gelukkig zijn is dan weer een volgende stap, maar kleine en grote geluksmomenten echt ervaren en ze tot je door laten dringen maakt mij een gelukkiger mens. Geen onbezorgd mens, niet iemand die nooit verdrietig is, of boos, of onmogelijk, onuitstaanbaar zelfs, maar wel een gelukkig mens. Gelukkig met de mensen om me heen, gelukkig met alles dat ik ‘heb’, gelukkig met de weinig dingen die ik bezit, gelukkig met de dingen die ik nog kan doen en ga doen wanneer ik dat wel, op mijn eigen tempo en op mijn eigen moment. Én bovenal gelukkig met nihiks, dus als ik zo nu en dan niet antwoord, mijn telefoon niet opneem of even niks laat horen wees dan gelukkig dat ik gelukkig ben en wees bovenal zelf heel gelukkig met kleine en grote dingen en breng zoveel mogelijk tijd door met kleine en grote mensen die je lief vindt. Een gelukkig, gezond, liefdevol, wijs en creatief nieuwjaar gewenst allemaal.Het einde van mijn cliché holadiejeeh!  
Goede voornemens...nee, wel veel stoute (Loesje)