Het is een nieuw jaar, nieuwe
ronden, nieuwe kansen. Of tenminste, dat is waarom menigeen goede voornemens
maakt. Voornemens die we dit jaar dan echt, nee maar echt, echt, dit jaar echt,
ja echt gaan realiseren. Ik wens iedereen die voornemens heeft gemaakt
natuurlijk heel veel succes en ik hoop oprecht dat we vooral allemaal doen wat
we willen doen. Bij de mensen zijn bij wie we willen zijn en onze liefde laten
blijken voor de mensen die we liefhebben. Ook ik ben op de eerste dag van het
nieuwe jaar gezwicht voor het fenomeen ‘voornemens’ en het zijn niet enkel ‘goede’
en ze hoeven ook niet allemaal dit jaar gerealiseerd te worden. De definitie
van voornemen is namelijk dat wat je met jezelf afspreekt te gaan doen. En ik
heb met mezelf ook een heleboel dingen afgesproken die ik niet, minder, of niet
meer ga doen. Paradoxaal genoeg heb ik namelijk een bucket list gemaakt, ja een
bucket is een emmer, goed bij deze: ik heb een emmerlijst gemaakt. Niet om te
emmeren, nee juist om te doen. Het voordeel van mijn emmerlijst is dat ik
inmiddels al zoveel dingen erop heb gezet en ik niet de verplichting naar
mijzelf toe heb om ze allemaal dit jaar te realiseren. Dat vind ik fijn,
want soms wil ik helemaal niks.
He-le-maal nihiksss. Desondanks doe ik altijd iets. Vaak lig ik ’s avonds in bed
en bedenk ik wel dat ik mezelf de volgende dag rust gun en toch houd ik me er
nooit aan. Hoewel ik niet bij de pakken neer wil gaan zitten, dat past niet bij
me, heb ik de laatste tijd meer behoefte aan rust. Rust in mijn hoofd
voornamelijk, hoewel ik vaak zelf de drukte creëer. Zoveel gedachten, zoveel
zelf verzonnen verplichtingen, zoveel dingen die ik mensen wil antwoorden en
dan ontstaat er een soort onaangename ruis in mijn hoofd. Pieeeeeeeeeeeeeeeeeeep.
Er is één ding per dag wat ik wel
elke doordeweekse dag moet doen: naar het LUMC voor bestraling. Ik heb mijn
eigen barcode en wanneer ik binnenkom haal ik mijn persoonlijke productnummer
onder het scanapparaat door en mag ik doorlopen naar de kassa. Bliep. Nee
helaas, niet in de bonus. Wel een snel kassa elke dag, want ik doe er veel
langer over om bij het LUMC te komen dan dat ik er ben. Het is slechts een kwestie
van mijn bovenkleding uitdoen, door de gang naar de bestralingsruimte lopen.
Liggen – kletspraatje – tape en knijper op mijn neus – snorkel in mijn mond –
armen omhoog – knopje in mijn hand. Soms wordt nog even met watervaste zwarte
stift mijn te bestralen gebieden bijgetekend, stiekem kietelt dat best fijn en
dan gaan de radiologen de ruimte uit. Via de intercom wordt er dan gevraagd of
ik er klaar voor ben, ik ben er altijd meteen klaar voor en mag ik de knop
indrukken. En dan gebeurt er eigenlijk niks spannends, ik haal dan nog tweemaal
normaal adem, eenmaal diep en dan houd ik voor 35 seconden driemaal mijn adem
in. Dat laatste is om een zo simpele reden dat het briljant is. Gezien het feit
dat je hart dicht bij je borst ligt en andersom is het weleens voorgekomen dat
vrouwen jaren later problemen met het hart kregen omdat een klein gedeelte
ervan mee bestraald was jaren ervoor. Een aantal knappe koppen is daarom op het
lumineuze idee gekomen dat de longen het hart kunnen beschermen, longen zijn nu
eenmaal wat taaier, tegen bestraling wanneer je diep inademt. Dat doe ik dan
ook braaf, ik heb zelfs geoefend. Nog niet zo lang geleden zag ik bij de
prachtige ‘earth’-serie van de BBC een man die zo aangepast was aan zijn
habitat dat hij zo’n zeven minuten onder water kon blijven om vissen te vangen
en in tegenstelling tot de vissen over de bodem kon lopen. Prachtig, hij zeven
minuten, ik drie keer 35 seconden, moet lukken en het lukt. Inmiddels ben ik
ruim over de helft van mijn bestralingen, dat is een opluchting. Hoewel de
bestraling op het moment zelf geen zeer doet, geeft het vervolgens wel weefselpijn,
alsof er binnenin een rolletje prikkeldraad heen en weer beweegt. Mijn ribben
en rug voelen bont en blauw en ik ben een beetje heel moehoe, maar vergeleken
bij chemotherapie is dit erg goed uit te zingen. Vrees niet, ik ga niet zingen,
ik kan niet zingen, oké ik zing weleens en het is vals, maar ik geniet er zelf
zo van.
En door het zingen kom ik weer
terug op mijn emmerlijst. Genieten is belangrijk, het klinkt als een cliché, je
hoort het vaker dat wanneer mensen geconfronteerd worden met een ernstige
ziekte ze opeens de dingen helderder zien. Helderder is overigens een woord met
de letters r op een gunstige plek voor de Leienaren, rolt lekker. Ook ik maak
me even schuldig aan het cliché, ik begin steeds meer in te zien dat je
gelukkig voelen een keuze is. Een gevoel van geluk hoeft geen dag te duren en
gelukkig zijn is dan weer een volgende stap, maar kleine en grote
geluksmomenten echt ervaren en ze tot je door laten dringen maakt mij een
gelukkiger mens. Geen onbezorgd mens, niet iemand die nooit verdrietig is, of
boos, of onmogelijk, onuitstaanbaar zelfs, maar wel een gelukkig mens. Gelukkig
met de mensen om me heen, gelukkig met alles dat ik ‘heb’, gelukkig met de
weinig dingen die ik bezit, gelukkig met de dingen die ik nog kan doen en ga
doen wanneer ik dat wel, op mijn eigen tempo en op mijn eigen moment. Én
bovenal gelukkig met nihiks, dus als ik zo nu en dan niet antwoord, mijn
telefoon niet opneem of even niks laat horen wees dan gelukkig dat ik gelukkig
ben en wees bovenal zelf heel gelukkig met kleine en grote dingen en breng
zoveel mogelijk tijd door met kleine en grote mensen die je lief vindt. Een
gelukkig, gezond, liefdevol, wijs en creatief nieuwjaar gewenst allemaal.Het
einde van mijn cliché holadiejeeh!
Goede voornemens...nee, wel veel stoute (Loesje)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten