In kankertijd en
strijd pas je hier en daar je doelen wat aan. Woensdag was het doel: heerlijk
spaghetti eten met mijn vriendinnen, onder het genot van een wijntje en nog
meer gezelligheid. Om 20:00 stond Daan, onze bevriende kapper voor de deur. Een
vlecht van 30 cm zit in een envelop, met een postzegel erop voor het
kinderkanker fonds om te verwerken in een pruikje. Zes meiden, zus en vier
ouders die op zijn vingers keken en zonder zenuwen, naar het leek, knipte hij
een goede korte coupe en als zeg ik het zelf het staat me niet slecht. Even
wennen is het wel, geheel vrijwillig is het niet, kaal word ik toch. Mijn
eigen pruik staat ook in bestelling en er hangen mooie sjaals klaar voor de ‘ikhebgeenzininmijnpruikvandaagdagen’.
Na een korte
nacht, nog geen eens echt door de zenuwen, is het donderdag om 09:30 dan zo
ver, na een kleine drie weken gaan we vandaag de tegenaanval inzetten. Eerst
meld ik me bij de oncologieverpleegkundige, vragen stellen-vragen
beantwoorden-bijwerkingen doornemen-bellen op welk tijdstip dan ook wanneer er
één optreedt en dan is het zo ver ik mag naar boven. Kamer 58, twee vrouwen
zitten al met het infuus in hun arm, ik stel me voor en haal tegelijkertijd en
opnieuw de leeftijd aanzienlijk naar beneden, dat geeft allemaal niet meer. Ook
mijn stoel staat klaar, eerst drinken we op de gang nog een kop koffie en dan
kom ik Margriet tegen. We hebben samen bij Scarlatti gewerkt en het is erg fijn
om haar te zien en even met haar te kroelen en niet veel later stapt ook Geer
binnen, lieve vriend en held, want ik weet wat voor een hekel hij aan
ziekenhuizen heeft, maar hij is er wel en ik ben trots.
Dan is het tijd om te
gaan zitten en het infuus in mijn arm te laten zetten en hoewel het geen pretje
is, valt het me mee. Er hangen naast me vier zakken klaar met het chemische goed
dat mij half dood maakt alvorens ik beter word. Begonnen wordt vandaag met de
rode concentratie die je in ieder geval door je aderen en arm naar boven voelt
stromen, het gaat allemaal wel. Ik kan in ieder geval blijven lachen, ik adem
ook nog en het is me zelfs gelukt om wat te eten. De 2e zak en de
spoelingen tussendoor gaan al even prima, alleen de laatste zak chemo is geen
pretje. Gelijk met deze zak krijg ik ook twee ijskoude grote handschoenen aan,
om het uitvallen van mijn vinger nagels tegen te gaan. Iedereen kent het gevoel
wel op de piste, wanneer je even de bindingen van je snowboard niet los krijgt
met je handschoenen aan en je bij gevoelstemperatuur -30 ze net te lang uit
moet doen en je vingers zo bevroren zijn en nog pijnlijker als ze weer gaan
opwarmen. Zonder te overdrijven, dat nare gevoel maal vijf, au! Na twee keer 20
minuten vond ik het naast de andere ellende dan ook genoeg en nu maar hopen dat
ze blijven zitten. En daar was opeens ook mijn zus, die eigenlijk aan het werk
was, maar naar eigen zeggen toch echt niet weg kon blijven en ik had haar ook
niet willen missen. In de tussentijd is er nog een vrouw binnengebracht, zij is
alweer weg en ik zit dus alleen nog met mijn trouwe aanhang en mijn chemo. Tot
het apparaat voor de zoveelste keer begint te piepen en ik aan de blije tonen
en de lege zakken hoor en zie dat mijn eerste chemokuur erop zit!!
Even bijkomen,
even dan, want ik vind het wel mooi geweest zo. De lucht is helder, de zon
schijnt, ‘mag ik nog naar het strand’? ‘Ja’, dan gaan we, Geer en ik halen
Irene op en een klein uurtje later zitten we heerlijk en ik strontmisselijk,
eerlijk is eerlijk, bij Buitengewoon. Af en toe ga ik even met mijn voeten in
de nog erg koude zee, met het tij van de zee ebt mijn misselijkheid een beetje
weg. Na een kleine anderhalf uur geeft mijn lijf toch duidelijk aan het zat te
zijn en gaan we toch naar huis. Vandaag is het de
vierde dag na de chemokuur en ik voel me redelijk goed. Zonder enige twijfel
heb ik me vaak veel beter gevoeld, maar voor nu is het uit te houden. Door de
peperdure injecties in mijn buik om mijn weerstand te verhogen heb ik behoorlijk
wat bot pijn, vooral in mijn knieën en onderrug. Vervelend is eigenlijk meer,
dat niks smaakt, of tenminste alles smaakt naar metaal en dat lust ik bij nader
inzien niet zo. Lekker even een uurtje slapen doe ik geregeld, beetje achter op
het pad tussen de weilanden lopen om mijn gewrichten soepel te houden en dan
weer even slapen, wat een luizenleven J
Geen opmerkingen:
Een reactie posten