Jaren geleden keek ik iedere week trouw het BNN-programma ‘Over mijn lijk’,
in eerste instantie omdat Patrick helaas in deze serie zat, de Leidse schilder
van de inspirerende en glimlach op ieders gezicht toverende ‘Happy Heads’. Het
concept van het programma is vanuit een rationeel oogpunt simpel: 1 jaar lang worden vijf jonge, doodzieke mensen, allen met een verschillende vorm van
kanker gevolgd. Ze zijn medisch gezien opgegeven en weten dit op het moment dat
de camera’s draaien.
Meerdere van hen krijgen ten tijde van de opnames nog levensverlengende
kuren, zo ook Emmy, zo onder de indruk ben ik zelden van iemand geweest en dat
lijkt nu meer dan bizar. Emmy zat, tevens helaas, in de zelfde reeks
uitzendingen als Patrick.
Emmy haar grootste hobby was het leven op zich, dit heeft ze ergens gezegd en meerdere malen laten zien. Emmy
hield van taal en deed in mijn ogen grootse en prachtige uitspraken, een origineel en creatief mens en optimist in al haar ledematen. Emmy kon, zo
bleek voor mij na het einde van het seizoen, ook geweldig schrijven, ze schreef
columns in de VIVA. Emmy overleed aan een uitgezaaide vorm van borstkanker.
Onbewust heb ik al toen, hoe vreemd dit nu ook mag weglezen, gedacht, ik moet
dit in mij opslaan, er komt een dag dat ik diezelfde kracht nodig heb.
En nu, niet zozeer omdat ik uitzaaiingen heb, want dat weet ik nog niet.
Niet omdat ik ben opgegeven, want dat ben ik niet. Des te meer omdat ik haar
positiviteit wil vasthouden, er bewust van wil zijn, het wil ervaren en er
enkel van wil leren, met dat kleine stukje paniek en verdriet dat er ook mag en
kan zijn. Jezelf voorhouden enkel sterk, strijdlustig en aanvallend te zijn is
utopisch en werkt ergens een keer tegen je.
En zo keek ik zojuist de eerste aflevering van de nieuwe serie ‘Over mijn
lijk’ uitzendingen, het grootste verschil met de laatste aflevering die ik
bekeek iets meer dan een jaar geleden is tweeledig. Het eerste is dat de
hinderlijke Yvonne (ook wel bekend van een zeker tv programma over zoeken,
vrouwen en boeren) het tot mijn grote opluchting niet langer presenteert en
mijn waardering voor Patrick Lodiers immer gegroeid is. Het tweede is dat ik nu
zelf kanker heb en dat is toch een vreemde gewaarwording en een minder
aangename dan Patrick Lodiers. Het voelt heel vreemd om naar deze vijf jonge
mensen te kijken, waarvan er drie jonger zijn dan ik, naar hun verhalen te
luisteren, het tot me door te laten dringen en toch eigenwijs te denken, maar
bij mij is het anders. Een gedachte die bij hen duidelijk ook meerdere malen
door hun hoofd is gegaan en die ze nu noodgedwongen moeten loslaten, hoewel dan
niet altijd even goed lukt. Ja, ik mag van geluk spreken dat ik er op tijd bij
ben en tegelijkertijd dat biedt ook geen enkele garantie voor de toekomst. Dat
doet niets, ik leef nu, net als ieder ander.
De tranen die soms in mijn ooghoeken
tevoorschijn komen zijn voornamelijk tranen van onmacht. Ik baal dat ik veel
dingen nu niet kan, wel wil, maar simpelweg niet mogelijk zijn. Boos omdat
mijn lichaam me teleurstelt, niet in de steek laat, want mijn lijf doet heel
hard zijn best dit met mij tegen te gaan. Dat moet blijken uit de scan die ik
binnenkort krijg, maar ik voel dat het zo is. Net zo overtuigd als ik was dat
de bult nu zo’n 3 maanden geleden niet goed was. Net zo overtuigd als ik ben dat dit niet al te grote lijf meer kan hebben dan ik zelf soms voor mogelijk houd.
Die tranen komen ook voort uit
een misplaatste jaloezie naar de mensen om me heen. Misschien is hetgeen ik
schrijf niet waar maar jaloezie is in mijn hoofd onlosmakelijk verbonden met
misgunnen en ik misgun niemand iets. Ik realiseer me ten zeerste dat iedereen
zijn eigen moeilijkheden heeft, problemen misschien en verdriet van het nu of
het verleden, geheel zorgeloos is niemand. En toch als ik zie hoe zij genieten,
lijken ze soms zo zorgeloos en dat ben ik nu even niet. Dat nu duurt niet voor altijd, alleen weet
ik niet hoe lang die bezorgdheid nog duren gaat en ik weet niet hoe lang die
onzekerheid over het nu en de toekomst nog duren zal. Dat is onmacht die zich
vertaalt in verdriet op dit moment.
Op dit moment heb ik ook vandaag mijn derde chemokuur gehad en vroeg ik me
met mijn arm in een warme emmer water af waarom mijn aderen toch altijd in
protest zijn. Ze laten zich ook nooit eens makkelijk aanprikken, spijtig, omdat
het enige waar ik niet dol op ben prikken is (oh en clowns brrrrrrr) en al
helemaal niet op infusen. Het bizarre aan angsten is dat je ze naarmate je ze
vaker moet ondergaan (en ik ben de laatste maanden behoorlijk vaak geprikt) ze
kleiner worden en minder beangstigend, niet minder pijnlijk helaas. Ik ben toch
als het goed is op de helft van de chemokuren, uitzonderingen en tegenslagen
daargelaten. De weg is nog lang, maar de eerste koek en zopie is bereikt, over
een weekje een koud glaasje wijn om het te vieren.
Ik hoop het wel, dan staar ik zo lang als ik kan terug...


Geen opmerkingen:
Een reactie posten